Zo'n 1ste begin vergeet men spoedig, vooral als de tijd geladen is met allerhande gebeurtenissen, zoals alleen een oorlog met zich kan brengen. Hoe lang lijkt het al niet geleden, dat dat kleine mollige "hoopje" voor 't 1st haar ogen opsloeg in de Oldebroekse kamer, waar het geschreeuw van de gaaien soms doordrong en het zingen van de wind in de dennen.
Maria Ytje lag onbewust, naar deze geluiden te luisteren in haar wiegje, dat helemaal uit Dordrecht, op mama's verjaardag was gekomen. Natuurlijk was het een mooi wiegje, met een kap van roze zij, waar doorheen het daglicht schemerde, zodat men een rond sinaasappelhoofdje kon ontdekken op een helder-wit kussentje.
Rondom haar waren niets dan opgetogen mensen, die het flinke kind van alle kanten bewonderden, en niet uitgesproken raakten over haar gave blankheid, haar kracht, haar heldere ogen en haar lieve glimlach. Het was allemaal zo mooi en zo volmaakt, dat ieder ogenblik de boze heks binnen kon komen om een bitter oordeel over het schonen wicht uit te spreken.
Daar waren de ouders en de trotse broer, omoe, tante Tineke, oom Wout en neef Adje. En dan Greet en Jans, die de familie van voer en dergelijke voorzagen. Als de kamer wat groter was geweest (of het bed wat kleiner) en er wat minder kwaadaardige vliegtuigen hadden geronkt, dan zou er geen mooier en rustiger kamer zijn geweest. Er grenste een groot balcon aan deze kamer; een balcon vol frisse boslucht. En al liep het tegen de winter, toch kon men de dochter hier geregeld aantreffen in de kinderwagen en in het gulden licht van de late herfst.
De winter kwam en ging, een periode, waarin er veel bedrijvigheid was om Marijtje, die zij beloonde met spontane glimlachjes.
In het voorjaar kwamen Britse- en Amerikaanse vliegtuigen bij honderden over, ’s nachts en overdag, zodat Marijtje maar heel weinig met haar moeder kon wandelen. Ook kreeg die arme mama nog diphtheritis, waarmee ze 6 weken lang het bed moest houden. En toen mama bijna beter was, kwam bij haar en pa het verlangen om naar een andere, meer bewoonde streek te trekken. Na veel getelefoneer en zo kwamen er een paar dagen van barre ongezelligheid, waarin met allerhande emballage werd gesleept. Dat waren de noodzakelijke voorbereidingen om in Ubbergen te komen. En op 1 juni 1944 kwam er een grote verhuisauto uit Utrecht, die ons naar de nieuwe woonplaats zou vervoeren.
Zo verliet Marijtje op deze datum haar geboortehuis, de goede jeugdherberg aan de Bovendwarsweg te Oldenbroek, waar wij 5 jaar lief en leed hadden gedeeld.
Sjoerd Bakker 1943-1945